‘Doofheid tast zangvermogen zangvogels aan’ kopt een artikel op Doof.nl
In het artikel valt te lezen dat de diertjes, net als mensen, afhankelijk zijn van hun gehoor om hun ‘stem’ te gebruiken. “En net als kleine kinderen moeten jonge vogels echt een tijd oefenen voordat ze net zo toonvast zijn als hun ouders”.
Daar sluit ik dan graag bij aan met de vergelijking dat normaal horende mensen hetzelfde doen om te kunnen leren spreken en zingen. Baby’s maken aanvankelijk allerlei stemgeluiden – een deel van die geluiden worden ingezet in het spraakleerproces dat zich naderhand inzet. Kunnen horenden eenmaal spreken, dan liggen de definities voor bruikbare geluiden vast: het stemgeluid maakt onderdeel uit van een gecontroleerd systeem dat ongewenste variaties uitsluit. De stem is dan ook niet meer in beweging te krijgen! Het is dát mechanisme, dat horende mensen ‘ver-dooft’: ‘niet passende’ geluiden en klanken worden (liever) niet meer gehoord.
Voordeel: we worden snel herkend door onze soortgenoten. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.
Nadeel: als we opeens een andere spreektaak krijgen (waar bijvoorbeeld meer of minder volume voor nodig is) dan wordt het moeilijk een functionele aanpassing te maken. De oren hebben immers als taak het geluid haar gangbare karakter te geven. De luisterfunctie van de oren is daarmee gedegenereerd naar een cipierfunctie: onze stem zit vast en wordt goed bewaakt. Tijdens een onbewaakt moment kan de stem weliswaar overslaan, omhoog schieten, hees of schor klinken, maar daarna grijpt “het oor-deel” snel in: de stem wordt aan banden gelegd.
Dove kinderen laten hun stem vrij rondvliegen als ze al niet door horenden op het feit zijn gewezen zijn dat het geluid daarbij (te) sterk afwijkt van het gemiddelde stemgeluid. Van doven wordt verwacht dat ze zónder oren hun stem onder controle krijgen – een vrijwel onmogelijke eis die vaak ‘uitmondt’ in beperkte stembeweging en soms zelfs: stilte. Het dat horenden iets beweeglijks en levendigs als de stem zo sterk kunnen inperken zegt nogal wat. Vooral omdat deze beperking onbewust wordt opgelegd, kan men haar benoemen als een handicap. Horenden oefenen een sterke controle op hun stemgeluid uit: een vogel die niet mag vliegen, dat is de stem. En als het dan toch moet, dan is het diertje gekooid of vleugellam.
Als horenden weer leerden luisteren, konden ze hun stem weer vrij laten rondvliegen.